“Kibbelingûh, lekkere kib-be-ling-ûh!” klinkt het vanachter de eerste kraam. Het is een sober tentje, zeker in vergelijking tot de rijdende keuken van de collega’s uit Spakenburg, die een eindje verderop staat. De twee mannen hebben een strakke rolverdeling: de clown en de knecht. Waar Knecht zijn taak toegewijd en in stilte volbrengt en er zodoende voor zorgt dat de voorraad gebakken vis op peil blijft, geniet Clown van zijn kleine podium. Hij is soms ronduit seksistisch in het aanspreken van zijn clientèle, maar niemand die daar aanstoot aan neemt, want hij doet het met een flair die alle ontluikende boosheid doet verdampen.
“Kibbelingûh, lekkere kib-be-ling-ûh!” klinkt het nogmaals en de laatste vier lettergrepen krijgen net zoveel aandacht als de beide rondborstige dames die zich bij de klanten voegen. “Zo, jongedame, wat heb jij een mooie… boodschappentas!” Niemand van de andere consumenten klaagt wanneer Clown de mooie nieuwkomers eerst helpt. Het is lekker weer; ook dat scheelt.