“In alle eenvoud was je heel bijzonder.” Die tekst kwam ik onlangs tegen in een rouwadvertentie en ik werd overvallen door plaatsvervangende schaamte. Ik moet er toch niet aan denken dat de evaluatie van mijn leven zal leiden tot het opnemen van die of een soortgelijke regel in het juryrapport.
Nee, dan het motto dat menigeen heeft geleend uit ‘De grijsaard en de jongeling’ van Marsman: “Groots en meeslepend wil ik leven!” De jongeling uit de titel voegt dat zijn ouders en anderen toe: “hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!” Een prachtig vormgegeven devies. Hij slaat alle goede raad van zijn ouders (en de wereld) in de wind en stapt helder en zonder vrees de toekomst tegemoet. Of hij geslaagd is, vertelt het gedicht verder niet, maar dat doet er ook minder toe. In zijn poging om anderen te bewegen om hun hart te volgen, is Marsman in ieder geval geslaagd, wat mij betreft. Maar “groots en meeslepend” is mijn leven tot nu toe ook weer niet geweest, ofschoon ik vaak mijn hart heb gevolgd. (Ook waar anderen soms gewenst hadden dat mijn verstand zou prevaleren.)Een tekst als “Born to be wild” vind ik wel aansprekend, maar ‘wild’ is nu ook niet bepaald de juiste typering in mijn geval.
In de inleiding van mijn bundel ‘Je vergist me’ schreef ik over mijn favoriete dichtregel van Herman Brood: “Ik hoop dat ik stoor”. Ik heb die – zoals ik ook toen schreef – altijd geïnterpreteerd als “Ik wil er toe doen”. Brood is daar zeer in geslaagd en ik ben er door geïnspireerd. Uiteraard heb ik er m’n eigen slinger aan gegeven. Een plaatsje in de rock ’n roll was voor mij niet voorbestemd en ook in de beeldende kunst zal ik niet te veel sporen achterlaten. Maar evenals Brood meer was dan menigeen weet, ben ik wel dichter en schrijver. Wat mij betreft wordt daar wel aan gerefereerd in mijn rouwadvertentie, zodra (en niet eerder!) het zover is. En dan ook graag met een verwijzing naar mijn gevoel voor humor, die mij in ieder geval lang op de been heeft gehouden.
Ofschoon ik niet over mijn dood heen wil regeren, heb ik wel een dubbelzinnige suggestie, met een knipoog naar de Gemeentelijke Basisadministratie: Eugen de Reuver – uitgeschreven.
Mooi! Ik moest er naar zoeken in fotoboeken. Eind 93 stuurde ik een nieuwjaarskaart met de tekst van een Hans (achternaam vergeten), wel bekend. Die tekst vind ik wel mooi als mijn rouwmotto. Het ontroert ook nog steeds.
Niet tevergeefs
Al was er maar één
naar wie je overstak
één
aan wie je je prijsgaf
al was er maar één die je herkende
één die je koesterde, beminde, diende,
al was er maar één voor wie je mens,
hartverwarmend
mens bent geweest –
je leefde
niet tevergeefs
Mooi, Atty. Niet tevergeefs. Dat komt dicht in de buurt van ‘Ik hoop dat ik stoor’.
Pingback: Women We Are » Sorry-lijst – 15