“Wilt u zegels voor de kaartjes van De Efteling”, vraagt de caissière bij Albert Heijn. Wil jij misschien naar De Efteling, vraag ik aan een vriendin die toevallig achter mij in de rij is aangesloten. “Met jou wèl”, zegt ze, half uitdagend. Ach, het hele leven is een Efteling, voeg ik haar toe, en we zien allebei van de kaartjes af.
Op de weg terug, tijdens mijn wandeling door het park naar huis – nadat Vriendin en ik elkaar hebben bezworen om nu toch eens echt met onze partners af te spreken in de stad – denk ik terug aan het voorval. Het hele leven een Efteling. Het is nog een mooiere metafoor dan ik aanvankelijk dacht. Zeker voor mij. Want ik kon echt elke keer genieten van het pretpark toen ik er was. Als kind ben ik er geweest en later weer met mijn kinderen. Ik zal er wellicht ooit met m’n kleinkinderen een bezoek brengen. Ik heb er veel plezier gehad, maar lang niet alle attracties waren aan mij besteed. Sommige ging ik liever uit de weg. Andere bezocht ik wel, maar daar had ik later spijt van toen ik er bijna kokhalzend uit vandaan kwam. Niet alles is voor iedereen weggelegd. Het klinkt als een tegelspreuk. Realistisch? Ja. Maar ook een beetje braaf misschien, en zelfs berustend. Katholiek, denk ik, grinnikend. Niet alles is voor iedereen weggelegd. Tel je zegeningen, bezweer ik mezelf, terwijl ik m’n kraag hoger opzet tegen de kou van de straffe herfstwind.
Onderweg trap ik een dennenappel weg. Een groots voetballer is nooit aan mij verloren gegaan en de boomvrucht komt dan ook slechts een paar meter vooruit. Nee, voetballen kán ik niet, maar ik vind het wél leuk! Opnieuw geef ik een trap tegen het ding aan, terwijl ik me voorstel dat ik een bal in de kruising jaag. Het draait weer op een mislukking uit. De derde keer loopt helemaal op een fiasco uit, want ik raak niet de dennenappel, maar de boomstronk die er naast verscholen ligt en ik bezeer m’n voet. Ik vloek binnensmonds, maar verbijt de pijn. Dat laat ik me toch niet gebeuren, neem nu een aanloop, voordat ik een vierde poging waag en verdomd, het bruine monster schiet met een geweldige vaart een heel eind de richting in die ik beoogd had. Meters verderop vind ik ‘m echter niet weer terug. Ik herken ‘m tenminste niet, maar gelukkig ligt de bodem bezaaid met dennenappels en ik vind snel weer een volgend projectiel. De procedure herhaalt zich en drie dennenappels en een gekneusde voet later kom ik thuis. Het park waar m’n huis aan ligt en dat ik als ‘mijn park’ beschouw, beleef ik als een pretpark. De dennenappels zijn als de uitdagingen die ik m’n leven tegenkom. Soms ga ik ze succesvol te lijf, maar ik kleun ook nog wel ‘ns mis. Maar uiteindelijk kom ik dan toch vaak waar ik wezen wil.
Ik heb geen kaartjes voor De Efteling nodig.