Opgevangen

Een van de grootste genoegens van het reizen per trein is toch wel het ongeneerd af kunnen luisteren van telefoongesprekken die niet voor jouw oren zijn bedoeld. Zoals gisteren. Ik nam plaats tegenover een jonge vrouw, die klaarblijkelijk met het grootste gemak in de coupé haar dagelijkse werkzaamheden kon voortzetten. Luister je even mee?

  • Hallo, u spreekt met Nuance, van Enerzijds Anderzijds, wat kan ik voor u doen?

Ze legde haar kauwgom op de rand van het planchet.

  • Nee, dat is bij ons niet mogelijk, althans, meestal niet.

Haar oogopslag deed vermoeden dat de vraag van de beller al eens eerder tot groot ongenoegen aan haar was voorgelegd.

  • Mmm, tja, dat ligt er aan. Soms wel, soms niet.

Haar gelakte nagels werden aan een ogenschijnlijk grondige, maar in feite denkbeeldige inspectie onderworpen.

  • Ja, hoor dat doet die. Tenminste, gisteren deed-ie het nog redelijk naar behoren. Voor zijn doen.

Ik had geen idee waar ze het over had. En ik kreeg het ernstige vermoeden dat het ook voor haar gold.

  • Nou ja, erg, erg… ik zou eerder zeggen: vervelend, of minder fijn. Maar dat is ook een kwestie van beleving. Sommige mensen leggen de lat nu eenmaal hoger. Of lager. Net vanuit welke positie u daar tegen kijkt. Of wilt kijken.

Het begon nu een beetje beledigend te worden.

  • Ja, dat had u misschien wel mogen verwachten.

En ook dát klonk nogal kortaf.

  • Ja hoor, ik wens u ook nog een fijne dag. Naar omstandigheden.

De beller had al opgehangen voor ze haar laatste twee woorden had uitgesproken. Die zei ze dan ook niet zozeer tegen de boze klant, maar tegen haar smartphone. Met een ingehouden woede die stijlvoller was dan het gesprek dat ze zojuist had beëindigd.