Maandag, 2:53 uur

Omdat hij niet kon slapen

glipte hij uit bed,

ging naar beneden en pakte een vel papier en een pen.

Uit de koelkast haalde hij twee plakjes achterham

uit het verse pak.

Het vlees was nog nat, zó at-ie ze ’t liefst.

Vrouwenvlees noemde hij dat stiekem.

Aan tafel gezeten, nam hij letters, vele letters

en maakte er woorden van; telkens verschillende. Soms herhaalde hij ze

maar nooit achtereen.

Hij verzon combinaties van woorden en plaatste ze op regels van ongelijke lengte, zodat

de rechterbladspiegel op een weergave

van een leugendetector leek.

Op sommige momenten stokte hij, kreeg natte ogen,

maar huilde nooit.

Het blad raakte voller en voller.

Een podium, een podium, vloekte hij bescheiden,

terwijl-ie een grimas trok naar niemand.

Melancholie maakte zich van

hem meester. Met dat podium

zou het op deze manier nooit wat worden. Hij schonk zich een borrel in,

de fles zo voorzichtig mogelijk

uit de kast gepakt. De muziek van het flessenspel deed hem denk aan de melkboer die bij

z’n ouders in een oude Citroën-bestel op zaterdagavond laat

de boodschappen kwam brengen.

Waar leidt dit toe, vroeg hij zich af. De slaap

kwam er niet van dichterbij, zoveel was wel duidelijk.

Oh, melancholie, sentimentele jurk:

pak toch door en pak eens uit,

steek jezelf nu eens

eindelijk in de fik.

Verberg je niet, maar laat je zien,

laat je lezen, laat je horen.

Laat desnoods anderen je podium bouwen

maar klim er daarna zelf op.

Het vel papier raakte steeds voller

en de grafiek wees tenslotte duidelijk uit:

er is een dichter opgestaan.

Maar de slaap wilde niet komen.

Nog een borrel dan

misschien?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *