In het centrum van de markt staat op de kop een groentekraam. Wat heet. Het complex telt wel zes geschakelde kramen, waarachter een zelfde hoeveelheid personeel zich verdringt tussen komkommers en appels, aardbeien en sla, weegschaal en kassa. Albert Schweitzer kijkt van een afstandje op de kraam neer.
De jongste man in het gezelschap prijst z’n druiven aan op een manier die in de verste verten niet doet denken aan de visverkoper verderop. Hij zal z’n dag niet hebben. Was vermoedelijk liever bij z’n vriendin op de camping geweest. Hij roept dat hij de lekkerste druiven van Deventer in de aanbieding heeft, maar niemand gelooft hem. De druiven zijn pitloos en hij ook.